Zoeken
Leesfragment uit 'Kind van duizend meren'
Het eerste hoofdstuk van de debuutroman van Lotta Magnusson.

Leesfragment uit 'Kind van duizend meren'

Gepubliceerd op 28 oktober, 2025 om 15:45, aangepast op 28 oktober, 2025 om 16:00

Lees hier een fragment uit Kind van duizend meren, een historische roman over een journaliste die op zoek gaat naar haar ware identiteit. Kind van duizend meren ligt vanaf 13 november in de boekhandel!

***

1967

 

1
Maria

 

The Summer of Love. De geur van hasj hangt als een deken over het Vondelpark. Op de grasvelden kamperen hippies in tenten en overal hangen spandoeken met peacetekens en leuzen als Make Love, Not War. Dag en nacht wordt hier muziek gemaakt, gezon­gen, gedanst en gevreeën. Ja, gevreeën, gewoon in het openbaar. De eerste keer dat ik het zag moest ik even wennen, maar het heeft iets… iets bevrijdends.

Elke avond wanneer ik uit mijn werk kom, fiets ik door het park. Het is niet alleen de kortste weg naar huis, maar ook de spannendste. Ik hou van plekken waar grote dingen gebeuren, ook al pas ik met mijn werktas en trenchcoat helemaal niet tussen die hippies. Maar dat maakt niet uit in Amsterdam. In deze bruisende stad waar ik mag zijn wie ik ben.

Vanavond is het druk in het park. Ik moet zelfs van mijn fiets af stappen om verder te kunnen.

‘Hé, kom je ook?’ hoor ik een stem achter me vragen.

Ik draai om en kijk in de sprankelende ogen van een jonge vrouw. Ze lijkt zich weinig aan conventies te storen: ze draagt een lange rok en een kleurrijke haarband, maar haar bovenlijf is ontbloot. Op haar wang heeft ze een gele zon geschminkt. Heeft ze het tegen mij?

Ze steekt me een folder toe. Hai in de RAI staat er in sierlijke rode letters.

‘We organiseren volgende week een Love-in in de RAI,’ legt de vrouw uit.

Love-in, daar heb ik eens iets over gelezen. Zo’n bijeenkomst waar iedereen lief doet tegen elkaar als een soort statement tegen alle vijandigheid en ellende in de wereld. Ze organiseren het in Amerika en blijkbaar komt het nu ook deze kant op. Spannend.

‘Wat leuk,’ antwoord ik, enigszins overrompeld door haar directheid.

‘Dus je komt?’ vraagt ze enthousiast. Haar ogen lijken groter te worden bij het idee, alsof ze het oprecht leuk vindt als ik kom.

Haar enthousiasme werkt aanstekelijk en tot mijn eigen verbazing knik ik.

Meteen krijg ik een stralende glimlach terug.

‘Hoe heet je?’ vraagt ze.

‘Maria Beijer,’ antwoord ik, mezelf meteen afvragend waarom ik mijn achternaam er ook bij moest zeggen.

‘Geweldig, Maria Beijer, dan zie ik je daar! Kom niet te laat, om tien uur is de begrafenis van de haat!’ Ze valt me spontaan om de hals. Dan draait ze zich om en loopt met haar folders naar een volgende passant om hetzelfde te vragen.

Hai in de RAI. Het is wel leuk bedacht.

***

‘Schat, ik ben thuis!’ De hitte slaat me als een warme deken in het gezicht wanneer ik de voordeur van onze bovenwoning aan de Van Eeghenstraat open. Vanuit de woonkamer klinkt muziek, een hijgerige, diepe stem galmt uit de boxen. Snel gooi ik de balkondeuren in de keuken open en werp ik nog een blik op het park. Oscar en ik wonen hier nu bijna een jaar, maar van het waanzinnige uitzicht op het Vondelpark krijg ik nooit genoeg. Eigenlijk was de bovenwoning veel te duur voor ons, maar we hadden het geluk dat Oscars ouders aanboden om ons financieel een handje te helpen.

Ik loop op de muziek af en tref Oscar in de woonkamer liggend op de bank aan, met een joint in zijn mondhoek. Zodra hij me ziet, tilt hij de joint uit zijn mond en komt overeind.

‘Hé schatje!’ Hij drukt een kus op mijn lippen. ‘Wat vind je ervan?’ Hij steekt een vinger in de lucht, een gebaar dat ik moet luisteren, en wacht met glimmende ogen mijn reactie af.

Ik laat de muziek en de intense stem op me inwerken. ‘Mooi,’ zeg ik dan.

‘Te gek, hè! The Doors heten ze, ik heb vandaag hun elpee gekocht.’

‘Moest jij niet aan je scriptie werken?’ zeg ik met een knipoog.

‘Heb ik ook gedaan.’ Maar wanneer Oscar mijn blik vol onge­loof ziet, zegt hij er snel achteraan: ‘Komt goed, morgen ga ik de hele dag zitten.’ Hij pakt mijn handen en begint met me te dansen. ‘Come on baby, light my fire!’ zingt hij luid met de muziek mee.

Ik stribbel tegen. ‘Oscar, we moeten op de tijd letten. Om zes uur staat het eten op tafel, je kent ze. Je moet je ook nog omkleden.’

‘Wat is er mis met wat ik nu aan heb?’ Hij kijkt quasiveront­waardigd terwijl hij aan zijn t-shirt plukt.

‘Schat, het is je vaders verjaardag…’

Hij trekt me naar zich toe en kust me in mijn nek. ‘Ik heb jou toch? Jij bent oogverblindend voor twee.’

Zwak als altijd voor zijn charme en zijn moeiteloze zelfverzekerdheid, voel ik een glimlach opkomen. Was ik maar iets meer zoals hij, dan zou alles een stuk lichter voelen. Ik maak me los uit zijn armen.

‘Zelf weten. Maar ik ga me wel even omkleden. Ben zo terug.’

In de slaapkamer zoek ik naar het zwarte jurkje met parels op de kraag dat ik van Oscars moeder heb gekregen voor mijn verjaardag. De jurk is van een peperduur merk, maar Oscars moeder wilde er niets van weten toen ik zei dat ik hem onmogelijk van haar kon aannemen. ‘Je wordt tenslotte maar één keer drieëntwintig,’ was haar verweer. Hoewel de jurk meer háár smaak is dan de mijne, trek ik hem voor dit soort gelegenheden met liefde aan. Het is immers een kleine moeite om mijn dankbaarheid te tonen – en bovendien wel zo beleefd.

Terwijl ik de jurk uit de kast haal, hoor ik Oscar de trap op lopen. Niet veel later verschijnt hij in de deuropening.

‘Ik dacht: ik kom je even helpen met uitkleden.’ Hij grijnst ondeugend. En voordat ik het weet, trekt hij me naar zich toe en sjort mijn blouse omhoog.

‘Oscar, we kunnen niet te laat komen, niet vandaag,’ sputter ik nog tegen.

‘Ach, een kwartiertje later maakt niet uit. Ik heb je de hele dag moeten missen…’ Zijn hand strijkt over mijn wang, naar mijn hals en glijdt dan soepel naar beneden over mijn borsten.

Door het open raam hoor ik het geroezemoes vanuit het Vondelpark en ik moet denken aan de jonge vrouw met de Hai in de RAI-affiche. Zij zou zich ook niet laten tegenhouden door afspraken met ouders, zij zou genieten van het hier en nu. Van het zachte gras. De vrijheid. De liefde. Ik laat mijn plichtsgevoel varen en ontspan. Als zij het kan, kan ik het ook.

Oscar heeft intussen mijn bh losgemaakt en laat hem noncha­lant op de grond vallen. Uit zijn broekzak haalt hij grijnzend een nieuwe joint tevoorschijn.

‘Huh, waar komt die nou vandaan?’ speelt hij verbaasd.

Lachend vallen we samen op het bed. Ik pak de joint van Oscar over en steek hem aan.

‘Ik hou van jou,’ zegt hij zoet en hij kust me.

‘Ik ook van jou.’

***

Om zeven uur, een uur te laat, staan we op de Herengracht voor het huis van vader en moeder Creutzen. Met twee treden tegelijk rennen we de monumentale geveltrap op en bellen aan. We zijn halsoverkop vertrokken en terwijl we wachten, trek ik snel mijn jurk recht en pluk ik een stofje van Oscars t-shirt. Op het moment dat ik hem een kus wil geven, schiet me ineens iets te binnen.

Shit Oscar, heb jij het cadeau meegenomen?’ vraag ik geschrok­ken.

‘Oei, daar gaat je dessert…’ antwoordt Oscar gespeeld streng, waarna we allebei in lachen uitbarsten.

Dan zwaait de deur open. Oscars moeder Noor Creutzen staat in de deuropening. Ze draagt een frivole blouse met een strakke kokerrok en ziet er, zoals altijd, onberispelijk uit.

‘Waar bleven jullie nou?’ vraagt ze gespannen. ‘Kom maar gauw binnen, vader zit in de eetkamer te wachten.’

Oscar doet alsof hij zich van geen kwaad bewust is. Hij drukt een kus op zijn moeders wang en stormt naar binnen terwijl hij mij aan de hand achter zich aan het statige huis in trekt.

‘Er is er een jarig, hoera, hoera!’ zingt hij als hij de en suite-deuren naar de eetkamer opent.

Duco Creutzen zit aan de kop van de feestelijk gedekte tafel te wachten. Het is een imposante man om te zien, met zijn chevronsnor en zijn driedelig pak. Ik weet nog hoezeer ik onder de indruk van hem was, de eerste keer dat ik hem ontmoette. Hij was zelf veel aan het woord en ik durfde amper iets te zeggen. Het was pas toen hij hoorde van mijn cum laude afstuderen en mijn journalistieke ambities dat hij me zag staan. ‘In jou zie ik een toekomst,’ zei hij, en sindsdien word ik niet alleen warm onthaald, maar lijkt het erop dat ik nooit meer iets fout kan doen – in tegenstelling tot Oscar, wiens eigenzinnigheid en keuze voor de studie psychologie voor zijn vader een doorn in het oog is.

‘Als ik mijn vader had behandeld zoals jij mij behandelt, dan was ik allang onterfd, dat begrijp je hopelijk,’ bromt vader Creutzen nors. Onze late entree zint hem duidelijk niet.

Ik kijk opzij naar Oscar, maar die doet alsof de woorden van zijn vader hem niet raken en blijft zwijgend naar de keurig gedekte tafel kijken. Het stoort me dat we te laat waren en dat Oscar niet eens probeert zijn rebelse koppigheid aan de kant te schuiven om dat enigszins te compenseren. Hij kan zijn jarige vader niet eens één dag gunstig gezind houden. En voor moeder Creutzen is het ook niet leuk, zij heeft haar best gedaan om er een feest van te maken; de eettafel is rijkelijk versierd en speciaal gedekt met het zestiende-eeuwse tafelzilver dat slechts bij speciale gelegenheden uit de kast wordt gehaald.

‘Lieve kinderen, ga lekker zitten.’ Moeder Creutzen komt op­gewekt de kamer binnenlopen met een kan water. Haar zoge­naamde luchtigheid staat haaks op de ijzige stilte die in de kamer hangt.

Ik loop om de tafel heen om vader Creutzen te groeten. ‘Sorry, pa. Het was mijn fout dat we te laat waren,’ zeg ik quasischuldbewust. ‘Het was druk op de redactie, ik moest overwerken. En in alle haast heb ik ook uw cadeau thuis laten liggen,’ voeg ik eraan toe, om die pleister er ook maar gelijk af te trekken. Gedeeltelijk is het nog waar ook. En overwerken klinkt nu een­maal beter in vaders oren dan een uit de hand gelopen vrijpartij met zijn zoon.

Alle ogen zijn op mij gericht. Aan de blik op Oscars gezicht zie ik dat hij mijn geslijm afkeurt, maar hij houdt gelukkig wijselijk zijn mond.

Ik peil vader Creutzens reactie en bereid me voor op het ergste, maar dan barst hij plotseling in uitbundig gelach uit. Opgelucht lach ik met hem mee. Ook bij Oscars moeder zie ik hoe alle span­ning langzaam uit haar kleine lijf wegvloeit.

‘Nou, dat is pas een mooi verjaardagscadeau: iemand die hard heeft gewerkt en de krant voor morgen weer goed gevuld heeft!’ buldert vader Creutzen. ‘Laten we dan eindelijk gaan eten, Noor, ik sterf van de honger.’

Moeder Creutzen haast zich naar de keuken, terwijl Oscar en ik ook plaatsnemen aan tafel. Even later komt moeder Creutzen met goedgevulde schalen de kamer in, alsof de hoeveelheid eten de relatie tussen Oscar en zijn ouders moet voeden.

‘Staat je beeldig, die jurk, lieverd,’ fluistert moeder Creutzen me toe, terwijl ze de laatste schaal op tafel zet.

Terwijl vader Creutzen het vlees aansnijdt, kabbelt het gesprek eerst nog over alledaagse futiliteiten; het succes van het Flevopark­bad, hippies die de stad overnemen, de voortgang van de woningbouw in Bijlmermeer en de verloedering van de binnenstad. Maar al snel mondt het uit in het steeds weer terugkerende gesprek tussen vader en zoon: vader Creutzen vraagt naar Oscars toekomstplannen, en Oscar probeert de vragen opzichtig te ontwijken.

‘Hoe gaat het op kantoor, vader? Hebt u nog spannende zaken lopen?’ vraag ik om het gesprek een andere wending te geven. Het werk van vader Creutzen is altijd een dankbare, maar welkome bliksemafleider. Want hoewel vader Creutzen al lang de pensioengerechtigde leeftijd heeft, runt hij zijn succesvolle advocatenkantoor nog altijd met vaste hand. Lang had hij gehoopt dat zijn zoon het familiebedrijf zou voortzetten, maar sinds Oscar psycho­logie is gaan studeren, heeft hij die droom laten varen.

‘Ik mag niet klagen,’ antwoordt vader Creutzen, waarna hij begint aan zijn gebruikelijke monoloog over de zaken die hij verdedigt. Ik zie Oscar ongeïnteresseerd met zijn ogen rollen, maar mijn strategie om de aandacht naar vader Creutzen te verleggen werkt in ieder geval een stuk beter voor diens humeur.

Als vanzelf dwalen mijn gedachten af naar het stuk voor de krant over de gemeenschappelijke graanmarkt van de Europese Econo­mische Gemeenschap waar de hoofdredacteur een vervolg op wil.

Alsof hij mijn gedachten kan lezen, vraagt vader Creutzen in­eens: ‘Hoe is het bij De Telegraaf, Maria?’

Ik schrik op uit mijn gedachten. ‘Eh ja… goed. Ik had vandaag de voorpagina.’

‘Kijk eens aan, de voorpagina! Dat is al de tweede keer, niet waar?’ zegt vader Creutzen goedkeurend.

Ik knik bescheiden, maar voel me toch een beetje trots, al wil ik dat Oscar niet al te zeer laten merken. Hij vindt het immers vreselijk dat zijn vader zo prestatiegericht is.

‘Dat moet gevierd worden!’ Vader Creutzen staat op en loopt naar de drankkast, waar hij een karaf cognac pakt en vier glazen inschenkt. ‘Ik hoor ook alleen maar positieve verhalen over je.’

‘O ja?’ Hoofdredacteur Mulder is een oude studievriend van vader Creutzen, en ik weet dat ze elkaar af en toe nog spreken.

‘De wandelgangen zien en horen alles,’ zegt hij met een knipoog terwijl hij me een glas aanreikt, waarna hij even in mijn schouder knijpt. Ik vraag me af of Oscar het gezien heeft. Het is alsof ik in dit huis voortdurend moet laveren tussen de minachting over de ambities van Oscar en de overdreven gulle complimenten van vader Creutzen over mijn werk. Ik besef ineens hoe ontzettend moe ik ben.

‘Proost op Maria, onze voorpaginakoningin!’ roept vader Creutzen vol overtuiging, waarna hij het glas achterover gooit.

Zwijgzaam volg ik zijn voorbeeld. De scherpe drank brandt in mijn keel. Is het wel de bedoeling, cognac tijdens het diner?

Ik sjor aan de kraag van het jurkje, dat ineens krap en benauwd aanvoelt.

‘Je kunt nog een voorbeeld nemen aan dat meisje van je, Oscar.’ Vader Creutzen heeft zijn pijlen duidelijk weer op zijn zoon ge­richt.

‘Dessert! We hebben nog een dessert!’ Moeder staat op en ver­zamelt opzichtig de borden voor de volgende gang in de hoop het gesprek uit de gevarenzone te houden. ‘Ach Oscar, zou jij even willen helpen?’

Zichtbaar opgelucht om even uit de buurt van zijn vader te kun­nen zijn, pakt Oscar twee nog half gevulde schalen en loopt achter zijn moeder aan. Ook vader Creutzen komt overeind om zichzelf nog een glas cognac in te schenken. Ineens word ik me bewust van de cellosonate die op de achtergrond uit de geluidsinstallatie klinkt. Stond die muziek al die tijd al aan?

‘En Maria, wat wordt je volgende voorpaginastuk? Heb je al iets in gedachten?’ Vader Creutzen schuift weer aan tafel. Zijn blik is indringend, alsof hij me wil testen.

Ik kan niet meer helder denken en het zweet breekt me uit. ‘Eh… Ja… Eerst een vervolg op de gemeenschappelijke markten in Europa en daarna wil ik misschien iets met de gaswinning in Groningen doen.’

Vader Creutzen laat de drank in zijn glas met een kalme, bijna theatrale handbeweging ronddraaien en slaat het dan weer in één keer achterover.

‘Meisje, Groningen is veel te lokaal. Je moet voor groter gaan, iets waarmee je jezelf als journalist echt op de kaart zet. Kom, vertel een paar van je ideeën aan me.’

‘Ik weet niet…’ Ik pak mijn servet van mijn schoot en probeer er zo onopvallend mogelijk de zweetdruppels van mijn slaap mee weg te vegen.

De donkere wenkbrauwen van vader Creutzen gaan minach­tend omhoog. ‘Je hebt toch zeker wel een paar ideeën?’

Ik slik. Vanwaar al die vragen? Moet ik veinzen dat ik nadenk over een stuk over de afnemende populariteit van het commu­nisme? Mulder suggereerde gisteren dat ik die invalshoek eens moest verkennen, maar ik zie er weinig potentie in. Of moet ik beginnen over hoe weeskinderen, sinds de sluiting van de laatste weeshuizen in Nederland, tegenwoordig een beter thuis vinden bij pleeggezinnen? Ik probeer me te concentreren, maar de cellosonate die uit de boxen galmt haalt me uit mijn focus. Eén goed idee, ik kan toch wel één goed idee bedenken?

Net op dat moment komen Oscar en zijn moeder de kamer weer binnen, met een ijstaart. Vader Creutzen gooit zijn derde cog­nac achterover terwijl moeder de bordjes uitdeelt. De cello speelt nu fortissimo. Ik probeer Oscars blik te vangen, maar hij gaat onverstoorbaar verder met het aansnijden van de taart.

‘Mag de muziek misschien wat zachter?’ vraag ik bijna onhoor­baar, terwijl ik een bordje met taart voorgeschoteld krijg. Mijn vingers trillen wanneer ik de dessertlepel oppak. Het servet glijdt van mijn schoot. Als verdoofd blijf ik zitten, starend naar het ser­vet dat op de parketvloer lijkt te bewegen. De witte stof is als een klein eilandje in een verder onrustige zee. Traag buk ik om het op te rapen, mijn handen reiken onherkenbaar voor me uit.

Mijn hoofd voelt zwaar, mijn zicht is wazig.

En dan wordt alles zwart.

Auteurs
Auteur: Lotta Magnusson

Lotta Magnusson (Norrahammar, Zweden) is scenarioschrijver. Ze groeide op aan zee in het zuiden van Zweden. Na een carrière in de financiële wereld in Stockholm verhuisde ze in 1999 naar Nederland. Wat ze meenam was haar liefde voor verhalen vertellen. Sinds 2010 vormt ze samen met Jacqueline Rogers het scenariocollectief DramaQueens en schreef ze mee aan diverse films en tv-series. Toen Elle van Rijn het idee bedacht voor een romanreeks over kinderen die opgroeiden in een weeshuis, nodigde ze Lotta uit om een boek voor de reeks te schrijven. Kind van duizend meren is haar debuutroman.

Boeken
Lotta Magnusson - Kind van duizend meren
Lotta Magnusson

Hoe ver je ook vlucht, het verleden haalt je altijd in

The House of Books nieuwsbrief
Meer weten over de boeken, auteurs, het laatste nieuws en leuke winacties van The House of Books? Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief!
Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws