Lees een fragment uit 'Adem'
Lees hier een fragment uit Adem, een spannende coming of old age-roman over vrouwelijke woede, beschadigd zijn en zusterschap. Adem ligt vanaf 25 september overal in de boekhandel!
***
Een ijzige kalmte was over mij neergedaald. Er droop bloed langs mijn wangen en armen. Sterke armen. Mijn spieren opgepompt, volle aderen.
Hij lag voor me op de grond, met zijn gezicht opzijgedraaid. Hij staarde met zijn mond open in het niets. Hij zag het niet aankomen, jammer genoeg. Hij verdiende het zijn einde in de ogen te kijken, dat moment van doodsangst, weten dat hij er dit keer niet mee wegkwam. Hij verdiende het kleiner te zijn, overgeleverd aan mijn razernij. Hij verdiende de pijn, het verlies van controle, het abrupte einde aan zijn zelfgenoegzaamheid, hij verdiende mijn haat. Maar hij verdiende het niet dood te zijn. Hij verdiende het te leven in de wetenschap dat alles en iedereen hem had verlaten.
Hij lag erbij alsof hij sliep. Op zijn buik, zijn linkerbeen opgetrokken, zijn linkerarm boven zijn hoofd. Hij leek niet dood, totdat je het gapende gat in zijn schedel zag. Zelfs nu hij dood was, wilde ik hem niet aanraken.
Buiten adem ging ik naast hem op de grond zitten. Wie had dit achter me gezocht? Ikzelf in ieder geval niet. En hij al helemaal niet. Zo veilig als hij zich altijd had gewaand. Hij kwam niet eens op het idee dat iemand hem zou kunnen raken. ‘Het interesseert me helemaal niets wat anderen van mij vinden, Marieke.’ Ik hoorde het hem nog zeggen. En moest je hem hier nou eens zien liggen.
Vreemd genoeg zag hij er eindelijk ontspannen uit. Die nerveuze energie die altijd om hem heen hing, was weg. Zijn snoeverige ademhaling weg. Ik dacht aan zijn gezicht vlak voordat de accu hem op zijn slapen raakte. De verbijstering. Heel even dacht hij dat ik een geintje maakte en glimlachte hij spottend, zo leek het. Het zou kunnen dat die grijns maakte dat ik doorzette. Dat ik hem daardoor echt dood wilde maken.
Het openen van zijn mond toen hij zich realiseerde dat het menens was. De acute doodsangst in zijn ogen. De zwaai, het onverbiddelijke ijzer. En daarna het doffe kraken, tanden die uit zijn mond vlogen, mijn eigen verbazing over hoe kwetsbaar een mens in feite is, en hoe sterk tegelijkertijd.
Mijn hele leven kampte ik met allerlei schuldgevoelens, en nu ik een man had doodgeslagen, bleven die achterwege. Een leven lang zei ik sorry voor alles wat misging. Ik voelde me over van alles schuldig: dat ik er óók was, dat ik om ruimte vroeg. Daarom was ik zo’n slechte opvoeder geweest, ik nam al het huilen, zeuren, drammen, bedelen en dreinen van mijn kind én mijn mannen serieus. Tot nu, nu ik echt schuld had. Nu voelde ik opluchting. Zoals hij deze dood verdiende, verdiende ik het eindelijk om vrij te zijn.
Ik stapte over hem heen naar het aanrecht en keek naar mezelf in de weerspiegeling van de stalen plaat erboven. Op mijn lichaam zat geen schram. Daar ging het ‘we hebben gevochten’-scenario.
Met mijn vinger ging ik door de bloedspetters op mijn gezicht en maakte er strepen van. Ik staarde in mijn eigen ogen. Mijn pupillen waren groot, alsof ik drugs had genomen. De ogen van iemand die in staat was te doden.
Ik waste mijn gezicht, mijn handen, mijn armen. Er verschoof iets achter me. Zijn ene bil en bovenbeen leken licht te schokken. Ik hield mijn adem in. Het is natuurlijk een stuiptrekking, stelde ik mezelf gerust. Maar toen klonk een reutelende zucht. Ik liep op mijn tenen naar hem toe, alsof hij door mijn voetstappen zou kunnen ontwaken.
Stel dat hij nog leefde. Ik kon hem niet nog een keer doden.
Ik ging door mijn knieën bij zijn grijze, vervormde gezicht. Zijn lippen waren gezwollen en blauw, alsof ze net met botox waren ingespoten. Ik hield mijn pols voor zijn mond en voelde een warm vlaagje lucht. Of verbeeldde ik het me? Het kruis van zijn witte smokingbroek was nat. Ik keek naar zijn ogen en bewoog mijn vinger heen en weer. Zijn oogballen draaiden weg. Hij kreunde ineens. Het klonk niet alsof hij enorm leed.
Ik besloot zijn hoofd omhoog te trekken bij zijn uitdunnende haar.
‘Daar ga je, schat,’ fluisterde ik.
***
De ochtend van het Boekenbal had ik mijn eerste afspraak met een nieuwe therapeut, die me was aangeraden door mijn vriendin Susan die mede dankzij haar inmiddels een dolgelukkige relatie heeft.
‘Ik kon me niet meer binden, iedere keer dat ik een leuke vent had gevonden, maakte ik het kapot. En Kees heeft me de patronen doen inzien en uiteindelijk kon ik het omkeren. Ik gun jou ook een Kees.’
In tegenstelling tot wat Susan beweerde, bleek Kees helemaal geen wachtlijst van minimaal een jaar te hebben en kon ik al drie dagen na mijn telefoontje terecht, tussen de kapper en de visagiste in. ‘Dat komt vast omdat je een BN’er bent,’ zei Susan.
Ik kon geen nee zeggen tegen zo’n buitenkans. Vandaar dus dat ik in volledig gestreste staat, mijn geföhnde haar zorgvuldig opgerold in een zijden sjaal, golden eye patches onder mijn ogen, tien minuten te laat Kees’ souterrain binnenstapte.
Kees was een kop kleiner dan ik, zeker vijftien jaar jonger, yoga-dun en zeer knap. Ze droeg kasjmieren slofjes en een comfortabel grijs pak, waarbij haar lange donkerrode krullen perfect kleurden. Geen make-up, geen rimpels, een semi-nonchalante verzameling gouden kettingen om haar hals. Bij normale mensen raakt zoiets volledig in de knoop, maar bij Kees natuurlijk niet. Ik liep achter haar aan een beige zen-kelder in, de serene stilte vullend met verontschuldigingen. ‘Sorry, ik zie er niet uit. Ik kon mijn fietssleutels niet vinden. Ik moet vanavond naar dat stomme Boekenbal. Iedereen denkt dat dat leuk is, maar er is echt niets aan. Wat een mooie plek, hoe houd je alles zo vlekkeloos wit? Mijn huis is een zootje.’
Ze wees me op een lage, crèmekleurige bank waar blijkbaar nooit iemand op had gemorst. Ik ging zitten op het puntje in de hoek.
‘Sorry, ben net gister gespraytanned, dus ik durf niet zo goed…’
‘Het maakt niet uit hoor, de sofa is net gecoat.’
‘Oké, top.’
‘Wil je koffie of kruidenthee?’
‘Doe maar kruidenthee,’ zei ik. Voor koffie was ik te opgefokt.
Kees reikte me de thee aan in een keramieken kopje. Zou ze dit kopje zelf gemaakt hebben? Ze leek me zo’n vrouw die alles in een handomdraai beheerste, of het nu om pottenbakken of diepzeeduiken ging.
‘Wat fijn dat je hier bent, Marieke. Ik zal eerst wat over mezelf vertellen. Ik ben Kees, of eigenlijk Keesje, zo hebben mijn ouders me genoemd. Na mijn studie psychologie in Utrecht vond ik mezelf nog veel te onervaren om andere mensen te gaan begeleiden, dus ik heb eerst nog diverse opleidingen gedaan in New York en een paar jaar geleden ben ik een jaar in opleiding geweest bij Esther Perel. Ik werk momenteel losjes gebaseerd op haar methode. Kort samengevat: als we aan het werk gaan, dan wil ik eerst inzichten creëren in wat er aan de hand is en waarom, en kijken naar karakter, familiepatronen en ervaringen, zodat we een blauwdruk kunnen maken van wie jij ten diepste bent en wat je nodig hebt. Pas daarna werken we aan het doorbreken van patronen, blokkades, aannames over jezelf, niet alleen in je hoofd maar vooral ook in je lichaam.’
O gatver, dacht ik. Ik wilde therapie waarbij ik een probleem op tafel legde, en de therapeut me dan zei wat ik ermee moest doen. Zodra ik iets met mijn lichaam moest doen, dingen uitbeelden, poppetjes tekenen, op verschillende stoelen gaan zitten of paden met A4’tjes met steekwoorden op de grond uitstippelen, dan haakte ik af.
‘Ik ben heel erg van de holistische heling. Lichaam én ziel.’
‘Mijn vriendin Susan raadde je aan. Ze zei dat ze dankzij deze therapie nu een gelukkige relatie heeft.’
Kees sloeg haar armen om haar knieën. ‘O Susan. Wat leuk. Is dat wat je zoekt? Een gelukkige relatie?’
‘Ik ben net uit een ongelukkige relatie gestapt. Of nou ja, net, drie jaar geleden.’
‘Gescheiden?’
‘Ja. Een dochter. Die is ook half het huis uit.’
‘Wat is half?’
‘Ze zoekt altijd een kamer. Nu heeft ze iets tijdelijks, en als die huur afloopt, komt ze weer thuis, tot ze weer iets vindt. Wat ik niet erg vind trouwens, integendeel.’
‘Hoelang was je getrouwd?’
‘Bijna twintig jaar. Mijn dochter is negentien.’
In mijn hoofd zocht ik naar redenen die mijn aanwezigheid hier plausibel maakten. Wilde ik een gelukkige relatie? Wilde ik gelukkig zijn? Of was ik gelukkig, maar had ik dat niet door? Ik was alleen, al enkele jaren, ondanks de nodige halfslachtige dates. En er waren periodes dat ik me alleen prima voelde, maar juist dan werd ik bang. Was ik wel normaal? Hoorde ik niet net als de singles die ik kende, te snakken naar seks en een relatie? Ik verlangde niet meer.
‘Hoe is de relatie met jezelf?’
‘Jeetje. Prima, denk ik.’
‘Waarom denk je dat je mijn therapie nodig hebt?’
Ik klemde een voet achter een kuit, mijn armen over mijn borsten gevouwen. Ik had ineens geen idee. Waar sloeg het eigenlijk op, weer in therapie gaan, zoiets decadents? Ik was gezond, ik verdiende genoeg, ik had er niets eens tijd voor. Ik had bovendien al zoveel therapieën gehad; relatietherapie, familieopstellingen, ademcoaching. Ik had in ijsbaden gelegen, eliminatiediëten gevolgd, een wijzevrouwenretraite gedaan.
‘Ik voel niks,’ antwoordde ik. Of dat waar was wist ik niet. Misschien voelde ik te veel.
‘En is dat heel erg?’
‘Misschien zeg ik het verkeerd. Ik voel me niet zoals ik me zou moeten voelen.’
‘En hoe zou je je moeten voelen?’
‘Tevreden. En daar voel ik me dan weer schuldig over. Ik zou tevreden moeten zijn.’
‘Grappig,’ zei Kees en ze pakte een schrift van de bijzettafel. Glimlachend schreef ze iets op.
‘En het feit dat je een bekende, succesvolle schrijver bent – wat voel je als ik dat zeg?’
‘Een beetje gêne, als ik eerlijk ben.’
‘Waarom gêne?’
‘Geen idee. Het was het eerste woord dat in me opkwam. Maar ik ben gaan schrijven om mijn eigen wereld te creëren, en dan is het vreemd als die wereld van iedereen wordt, en dat je ineens ook je persoonlijkheid moet verkopen.’
‘Moet dat?’
‘Nee, niet echt natuurlijk. Ik bedoel, zelf zit ik me niet de hele dag “die bekende schrijver” te voelen. Maar anderen zien mij wel zo. Dat schept een soort afstand, dat ik niet word gezien zoals ik mezelf zie.’
We waren lang stil. Kees zat inmiddels met gesloten ogen in lotushouding in haar stoel. Ze haalde traag en diep adem.
‘Doe maar even met me mee,’ zei ze zacht.
Ik sloot mijn ogen en ademde mee terwijl ik me afvroeg waarom je tegenwoordig bij iedere therapiesessie de helft van je duurbetaalde uur doorbracht met ademhalingsoefeningen.
‘Sta er even bij stil wat er in je lijf gebeurt als je tegen jezelf zegt: “Ik ben ontevreden.”’
Ik stond nergens bij stil. Over vijftig minuten stond de visagist voor mijn deur. Ik moest nog fashiontape kopen. Welke schoenen zou ik meenemen om mijn hakken mee te vervangen? Wat een idioot plan om vandaag van alle dagen een therapeutische sessie te boeken. Het sloeg nergens op. Ik had het ook helemaal niet nodig. Bovendien was ik niet ontevreden. Dit was geldsmijterij.
‘Voel je het? Je bent jezelf aan het geselen. Wees eens zacht voor jezelf.’
‘Zo en nu, vanuit die zachtheid, wil ik weten: wie is Marieke Blauwboer?’
Ik zuchtte. Ik was moe, merkte ik. Bekaf. Hoe moest ik het volhouden vanavond?
‘Ehm, Marieke Blauwboer is moeder. Ex-vrouw. Schrijfster. Dochter. In de overgang. Single. Moe.’
‘Al deze dingen weet ik al. Wat weet ik niet?’
‘Dat ik me eenzaam voel. Afgesloten. Ik voel niet, ik leef niet. Ik ren aan alles voorbij, omdat als ik even stilsta, er een groot verdriet opdoemt. Ik ben een machine, die woorden typt, die traint, keurig een dagelijkse dosis proteïne eet, de juiste boeken leest, de best gerecenseerde films ziet, goede wijn drinkt in door Mara Grimm aangeraden restaurants, maar het doet me allemaal niets. Ik ben een robot.’ Terwijl ik dit zei, bedacht ik dat deze Kees dit oersaaie verhaal al talloze malen gehoord had uit talloze monden.
‘Ik begrijp je,’ zei ze. ‘Ik voel het ook aan je energie. Maar ik weet nog steeds niet wie je bent.’
‘Ik heb zelf ook geen idee.’
‘En jij wilt dat ik het je ga vertellen.’
Yes please.
‘Ik kan je alleen maar aanbieden om samen op die ontdekkingsreis te gaan. Denk je niet dat Marieke zich altijd door anderen heeft laten vertellen wie ze is? Mannen, ouders, lezers, recensenten, uitgevers, pr-managers. Zij hebben je verteld wie je bent. En Marieke heeft zich aangepast aan die sjablonen. En nu ze de mensen van wie ze houdt moet loslaten, zoekt ze naarstig naar nieuwe mensen, nieuwe meningen, nieuwe bevestiging. Maar zie dit als een kans, een leerproces waarbij je aan het einde van de reis jezelf bevestigt en valideert.’
Soepel stond Kees op, terwijl ik nog nadacht over wat ze eigenlijk precies had gezegd.
‘Wil je pinnen of contant?’