In de lente van 1939 leidt de Joodse familie Kurc een redelijk normaal leven in Radom, Polen. Tot de oorlog uitbreekt. De vijf broers en zussen raken over vijf werelddelen verspreid.
Addy, musicus, weet een Braziliaans visum te bemachtigen. Jakob gaat in het verzet. Mila verbergt haar dochter in een klooster buiten Warschau. Genek belandt via een Siberisch strafkamp in Persië, waar hij zich aansluit bij het geallieerde leger. De zwangere Halina vlucht te voet over de Oostenrijkse Alpen de vrijheid tegemoet.
Georgia Hunter was vijftien toen ze te horen kreeg dat ze afstamde van een familie van Holocaust-overlevenden. Met haar debuutroman, een eerbetoon aan haar familie, wil ze de lezer door de ogen van de Kurcs laten begrijpen wat het betekent om Joods te zijn en op de vlucht tijdens de Tweede Wereldoorlog. Georgia Hunter woont met haar man en zoon in Connecticut, V.S.
Volg onze sociale media voor het laatste nieuws